Hoe moet ik de ventilatie (bij met name plafonds) regelen voor het regenereren van het PCM materiaal?
Toepassing van een ventilatiesysteem dat werkt met constant luchtvolume (CAV) past het best bij het opslaan van thermische energie in faseovergangsmateriaal. Wanneer u echter een ventilatiesysteem met variabel luchtvolume (VAV) wilt toepassen, waarbij het CO2-gehalte een sturende factor is, is ook temperatuursturing vereist. De VAV-klep regelt niet alleen op basis van CO2, maar opent verder naarmate de ruimte warmer wordt. De klep blijft open tijdens nachtontlading en sluit weer wanneer de ruimte en het PCM zijn afgekoeld.
Het voordeel van het gebruik van een VAV-klep is de mogelijkheid tot nauwkeurige regeling per ruimte of zone. Bijvoorbeeld, als de thermostaat die de VAV-klep aanstuurt is ingesteld op koelen tot 21 °C, zal deze voorgekoelde lucht toevoeren zodra de ruimte begint op te warmen. Hierdoor wordt de ruimte thermisch gekoeld door zowel het PCM als de voorgekoelde lucht.
Tijdens nachtontlading zal de ruimte en het PCM afkoelen tot 21 °C, waardoor de ruimte 's ochtends weer op dezelfde temperatuur is en gedurende de dag in de buurt van dit setpoint blijft. Als een hogere temperatuur gewenst is, bijvoorbeeld 23 °C in een zorgkamer, zal er meer voorgekoelde lucht beschikbaar komen boven deze temperatuur. Het uitkoelen van de kamer en het PCM stopt dan pas 's nachts op deze hogere temperatuur, waardoor de kamer gedurende de dag op een hoger temperatuurniveau blijft dan eerder genoemde ruimtes.
Een ruimte waar geen mensen zijn geweest heeft een lage CO2-concentratie, maar kan wel een te hoge ruimtetemperatuur krijgen. In dat geval wordt de CO2-sturing genegeerd en prevaleert de temperatuurregeling. Bij het toepassen van VAV is het belangrijk om altijd te letten op een correcte kalibratie, inregeling, het minimumdebiet en mogelijke grote luchtlekken.